Vakantie
Er waren eens 2 onderbroeken in de wasmand. Zegt de ene onderbroek: “ik ga binnenkort op vakantie.” Zegt de andere onderbroek: “Ik hoef al niet meer op vakantie, want ik ben al bruin genoeg!”
Er waren eens 2 onderbroeken in de wasmand. Zegt de ene onderbroek: “ik ga binnenkort op vakantie.” Zegt de andere onderbroek: “Ik hoef al niet meer op vakantie, want ik ben al bruin genoeg!”
Twee Schotten verlaten hun stamkroeg na een stevige borrel.
Terwijl ze over straat zwalken, roept de ene: “Wat gek zeg, ik zie alles dubbel!”
Waarop de andere Schot zijn portomenee te voorschijn haalt en zijn vriend een bankbiljet van één pond geeft, met de woorden: “Hier heb je die twee pond terug die ik van je heb geleend”
2 belgen staan op een brug boven een rivier in de verte te kijken. In de verte zien ze iets verschijnen op de rivier. Zegt die ene Belg: “Hé kijk, een boot”. Zegt die andere Belg: “Dat is geen boot, dat is een hovercraft.” Zegt die ene Belg weer: “Nee dat is een boot!!” Zegt die andere Belg weer: “Nee dat is een hovercraft!! Zegt die ene belg weer: Nee dat is een boot! (spellen) B-O-O-T !! Zegt die andere Belg weer: “Nee dat is een Hovercraft! (spellen) H-O-….? Ow nee je hebt gelijk, het is toch een boot!”
Moos gaat voor het eerst in zijn leven skiën. Les nemen vindt hij zonde van het geld, dus suist hij bij zijn eerste afdaling, niet geremd door enige kennis of vaardigheid, met een noodgang over de zwarte piste.
Waardoor hij een bordje ‘Lawine gevaar’ niet ziet. Als Moos, na een adembenemende afdaling, dankzij een bovenmenselijke inspanning nog net voor een vreselijk diep ravijn tot stilstand weet te komen, slaakt hij een diepe zucht van verlichting.
Dat had hij beter niet kunnen doen.
Tien tellen later ligt hij onder drie meter sneeuw. Onmiddellijk rukken de reddingswerkers uit. Zodra Moos gelokaliseerd is, steken ze een lange pijp in de sneeuw om Moos wat lucht te verschaffen. Moos ziet de pijp vlak boven zijn hoofd door de sneeuw verschijnen. “Wie is daar?” roept hij.
“Het Rode Kruis,” roept men van boven.
Waarop Moos zegt: “Maar, daar heb in Amsterdam al voor gegeven.”
Een timmerman, metselaar en een elektricien zitten tegen elkaar op te snijden over wie het oudste beroep heeft. De timmerman: “Weet je nog: Jezus. Die lag in een stalletje, en dat stalletje is gebouwd door, jawel, een timmerman.” Zegt de metselaar: “Nou en, de piramiden stonden er toen al eeuwen en die zijn toch gemetseld.” Zegt die elektricien: “Jullie moeten niet zo ruziën want wij hebben toch het oudste beroep.” “Op de eerste dag zei god: ‘er was licht!’ en toen hadden wij de leidingen al liggen.”
Een soldaat komt op vrijdagmorgen bij de sergeant en vraagt verlof.
“Ik ga vader worden,” zegt de soldaat, en hij krijgt verlof van de sergeant.
Na het weekend, op maandagmorgen vraagt de sergeant aan de soldaat:
“En, hoe heet de kleine?”
Zegt de soldaat: “Over negen maanden bent u de eerste die het weet”
Een bankbediende is voor de derde keer vader geworden. Als hij aangifte gaat doen van de geboorte, vraagt de bediende:
-Hoe gaat u het het kindje noemen?
-We noemen hem Euro.
-Maar, meneer, Euro, daar gaat uw kind later last mee krijgen.
– Dat denk ik niet. Onze Frank en onze Mark hebben ook nooit problemen gehad.