Vakantie
Er waren eens 2 onderbroeken in de wasmand. Zegt de ene onderbroek: “ik ga binnenkort op vakantie.” Zegt de andere onderbroek: “Ik hoef al niet meer op vakantie, want ik ben al bruin genoeg!”
Er waren eens 2 onderbroeken in de wasmand. Zegt de ene onderbroek: “ik ga binnenkort op vakantie.” Zegt de andere onderbroek: “Ik hoef al niet meer op vakantie, want ik ben al bruin genoeg!”
Hoe langer je bij dezelfde vrouw bent, des te meer ze van je gaat houden:
Als je verkering krijgt zegt ze: “Ik hou van je.”
Tijdens de verloving zegt ze: “Ik hou heel veel van je.”
Op je trouwdag zegt ze: “Ik hou steeds meer van je.”
Met de scheiding zegt ze: “Ik hou alles van je.”
DER, DIE, DAS. Jantje zit met zijn klasgenootjes in de Duitse les. De juffrouw heeft een oefening bedacht en legt deze uit: ‘Wie kan een zin bedenken waar de drie Duitse lidwoorden DER, DIE en DAS in voorkomen?’ Jantje denkt even na en steekt zijn vinger op. De juffrouw ziet dit en vraagt aan Jantje zijn zin op te zeggen. Jantje zegt: ‘Nou juf…, MEINE SCHWESTER HAT EIN KINDCHEN BEKOMMEN .’ De juf antwoordt: ‘Maar Jantje, daar zitten toch niet de drie lidwoorden in? ‘ Waarop Jantje zegt: ‘Maar ik was nog niet klaar.’
En hij gaat verder: ‘… ABER DER DIE DAS GEMACHT HAT, IST VERSCHWUNDEN.’
Een dom blondje komt bij een inlichtingenloket van een groot warenhuis en vraagt: “Kan ik hier een reis boeken?”. “Natuurlijk” zegt de medewerker “ons reisbureau is op de vierde verdieping. Wil je met de lift?”. Daarop antwoord het meisje: “Nee, met het vliegtuig!”.
Jantje die een beetje teveel gedronken heeft, waggelt een kerk binnen. Hij gaat in het hokje van de biechtstoel zitten, … en zegt niets. De verbijsterde priester hoest om zijn aandacht te trekken. Maar nog steeds zegt Jonas niets. De priester klopt vervolgens drie keer op de muur, dit in een laatste poging om Jantje tot spreken te krijgen. Ten slotte antwoordt Jantje, met een dubbele tong: “Je hoeft niet te kloppen, hier is ook geen papier!”
Ergens in de gemeente Dinkelland staat een groepje gemeente medewerkers een sigaretje te roken aan een bloemenperkje waar ze onkruid moeten wieden.
Op de rugzijde van hun werkkledij staat het stadswapen van Dinkelland geborduurd.
Een man uit het westen komt voorbij en fronst de wenkbrauwen.
Enigszins geïntrigeerd door dit beeld, vraagt de westerling:
“Waarom staat het stadswapen op uw werkkleding?”
Waarop de arbeiders antwoorden : “Dat is onze sponsor.”