Bouten

Wanneer is me verveel, dan ga ik wel eens naar een pretpark. Ik neem dan altijd 2 bouten mee, en dan tik ik de persoon die voor me zit op de schouder en zeg dan; “Volgen mij komen deze uit uw karretje”.

Similar Posts

  • Kopiëren

    De nieuwe inspecteur staat wat hulpeloos bij de papierversnipperaar. ‘Kan ik helpen?’ vraagt een secretaresse. ‘Ja,’ zegt hij. ‘Hoe werkt dat ding?’ ‘Heel simpel,’ zei ze, pakte het dikke dossier en stopte hem in de versnipperaar.
    ‘Bedankt, maar waar komen de kopieën er nu uit?’

  • Schoentjes

    De juffrouw in ‘t school helpt kleine Josje met het aantrekken van zijn schoentjes. Met heel veel moeite krijgt ze die schoentjes aan zijn voetjes. Zegt Josje: “die schoentjes zitten aan de verkeerde voet”. Ze kijkt geërgerd naar die schoentjes en inderdaad zitten ze verkeerd om. Ze heeft evenveel moeite om die schoentjes weer uit te doen en aan de goeie voet te trekken terwijl ze in zichzelf denkt :”waarom zegt die snotneus dat niet direct”. Als ze met heel veel innerlijk gevloek die schoentjes weer aan heeft getrokken zegt Josje :”da zijn mijn schoentjes ni”…! De juffrouw ontploft bijna van woede en terwijl ze die schoentjes weer uittrekt vraagt ze :”en waarom zeg je dat nu pas?” zegt Josje :”dat zijn de schoentjes van mijn broer en mama heeft gezegd dat ik deze moet aandoen tegen de kouwe voetjes”. De juffrouw krijgt bijna een hart aanval. Ze begint weer hevig met die schoentjes te vechten om ze opnieuw aan te trekken. Als dat eindelijk is gelukt vraagt ze: “en waar zijn je handschoentjes?”,

    Zegt Josje :”die zitten voor in mijn schoentjes “…

  • Handen wassen na het plassen

    Jantje gaat op school naar de toiletten, waar hij vervolgens zijn meester tegen komt.
    Dan vraagt de meester, hebben je ouders je niet geleerd om na het plassen je handen te wassen?
    Nee zegt Jantje, mijn ouders hebben het slimmer aangepakt, ze hebben me gelijk geleerd om niet over je handen te plassen.

  • OP DE ZESDE DAG SPRAK GOD

    Op de zesde dag sprak God tot de aartsengel Gabriel: “Vandaag ga ik een land creëren, genaamd Nederland. Het zal een land zijn van buitengewone natuurlijke schoonheid, met grote bossen, vol met herten, zwijnen en eekhoorns. Grote rivieren, gevuld met alle mogelijke soorten levende wezens. Het zal een binnenzee krijgen met enorme hoeveelheden vis en ook aan een buitenzee komen te liggen, die men van prachtige goudgele stranden kan overzien.” God ging verder: “Ik zal het land rijk maken door de landbouw en de inwoners zullen grote welvaart kennen. Sommige van hun vrouwen zullen van verblindende schoonheid zijn. Ze zullen bekend worden als Hollanders. En ze zullen het vriendelijkste volk op aarde zijn. En als slagroom op de taart maak ik van het zuiden van Nederland een lieflijk heuvellandschap waar vriendelijke mensen zullen wonen, die bekend zullen staan als Limburgers.” “Maar Heer,” zegt Gabriel, “denkt U niet dat u een beetje te genereus bent voor deze Hollanders?” “Niet echt,”, antwoordt God, “moet je eens opletten wie ze als oosterburen krijgen!”

  • Kibbelen

    Twee blondjes lopen op straat. Plots wijst de ene naar iets en roept:

    _ Kijk daar, de zon!

    _ Maar nee, dat is de maan, zegt de andere.

    Ze lopen kibbelend verder.

    Even later zegt de eerste:

    _ Weet je wat, we zullen eens ergens aanbellen en vragen wie er nu gelijk heeft.

    Ze bellen aan bij het eerste huis dat ze tegenkomen en het toeval wil dat er een blondje opendoet.

    De twee dames wijzen naar de lucht en vragen:

    _ Mevrouw, dat ding daar in de lucht, is dat nu de zon of de maan?

    _ Ik zou het niet weten. Ik woon hier nog maar pas.

  • Belg ontmoet Eskimo

    Er loopt een Belg in Noord-Holland, ziet hij een Eskimo voorbij komen. Hij gaat naar die Eskimo en vraagt: “Wat kom jij hier nou doen?” “Ik ga hier altijd vissen in Friesland,” zegt de Eskimo. “Wat een goed idee,” zegt de Belg, “dat ga ik ook eens doen.” Dus de Belg gaat naar Friesland en komt aan bij een grote ijsvlakte. Hij pakt zijn zaag en begint in het ijs te zagen. Dan hoort hij een stem: “Hier zit geen vis, hier zit geen vis…” De Belg kijkt om zich heen, maar ziet niemand. Hij haalt zijn schouders op en begint weer in het ijs te zagen. Weer klinkt de stem: “Hier zit geen vis, hier zit geen vis…” “Allez, meneer,” roept de Belg terug, “zijt gij den IJskoning?” “Nee,” roept de stem: “Ik ben de omroeper van het Thialfstadion.”

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *