Dom Blondje
Komt een dom blondje bij de apotheek: “Ik probeer jullie al tijden te bellen op 0800-1730 maar krijg niemand aan de lijn”. “Ja mevrouw, dat kan kloppen”, zegt de apotheker “dat zijn onze openingstijden”!
Komt een dom blondje bij de apotheek: “Ik probeer jullie al tijden te bellen op 0800-1730 maar krijg niemand aan de lijn”. “Ja mevrouw, dat kan kloppen”, zegt de apotheker “dat zijn onze openingstijden”!
Een timmerman, metselaar en een elektricien zitten tegen elkaar op te snijden over wie het oudste beroep heeft. De timmerman: “Weet je nog: Jezus. Die lag in een stalletje, en dat stalletje is gebouwd door, jawel, een timmerman.” Zegt de metselaar: “Nou en, de piramiden stonden er toen al eeuwen en die zijn toch gemetseld.” Zegt die elektricien: “Jullie moeten niet zo ruziën want wij hebben toch het oudste beroep.” “Op de eerste dag zei god: ‘er was licht!’ en toen hadden wij de leidingen al liggen.”
Vier studenten aan de hogeschool arriveerden maar liefst twintig minuten te laat op een belangrijk schriftelijk examen. De betrokken hoogleraar, die zelf surveilleerde, deelde de studenten mee dat ze te laat waren en om die reden niet meer aan het examen konden deelnemen. De studenten probeerden de hoogleraar te vermurwen en voerden als excuus aan, dat ze gevieren met de auto waren gekomen en dat deze een lekke band had gehad. In dat geval, zo vond de hooggeleerde, verdienden de vier heren een extra kans; een schriftelijk examen bij hem thuis, de week daarop, op hetzelfde tijdstip. Vanzelfsprekend was het viertal die dag stipt op tijd. Elke student kreeg een aparte kamer toegewezen met een stoel en tafel, waarop een gesloten omslag lag met de examenvragen. Het gevreesde examen bestond uit slechts één vraag: ”Welke band was lek?”
Er zit een meisje in een café nogal sip te kijken en te zuchten. Een jongen gaat naar haar toe, en vraagt wat er aan de hand is. ‘Nou,’ zegt het meisje, ‘ik zou zo graag mijn zus eens bezoeken in Zuid-Afrika, maar de bootreis is veel te duur.’ ‘O, maar dat komt goed uit,’ zegt de jongen, ‘want ik ben matroos. Ik wil je best in mijn plunjezak het schip op smokkelen.’ ‘Dat zou geweldig zijn,’ zegt het meisje, ‘maar wat moet ik daar voor doen?’ ‘Nou,’ zegt de jongen, ‘ik kom je elke avond eten brengen. En dan zou ik het fijn vinden als ik een half uurtje bij je mag komen liggen.’ ‘Dat is wel goed,’ zegt het meisje. Dus wordt het meisje het schip op gesmokkeld. Elke avond komt de matroos haar eten brengen, en blijft dan een half uurtje bij haar. Na drie weken vindt het meisje de reis wel lang gaan duren. Ze besluit maar eens naar boven te gaan. Boven gekomen ziet ze de kapitein lopen, en aan hem vraagt ze: ‘Kapitein, duurt het nog lang voordat we in Zuid-Afrika zijn?’ ‘Nogal,’ zegt de kapitein, ‘want dit is de veerboot naar Texel.’
Een jongetje stapte in de bus en ging naast een man zitten die een boek aan het lezen was.
Hij zag dat de man z’n kraag achterstevoren droeg.
Het jongetje vroeg waarom zijn kraag zo vreemd zat.
De man, die priester was vertelde hem, “Ik ben een Vader”.
Het jongetje antwoordde, “Mijn vader draagt zijn kraag niet zo”.
De priester keek op van zijn boek en antwoordde,
“Ik ben de vader van velen”.
Het jongetje zei, ” Mijn vader heeft 4 zoons, 4 dochters en 2 kleinkinderen en hij draagt zijn kraag niet zo”.
De priester, die nu ongeduldig werd zei, “Ik ben de vader van honderden”, en las verder in zijn boek.
Het jongetje peinsde over dat laatste antwoord, leunde toen naar de priester en zei, “Misschien toch beter om in het vervolg een condoom te gaan gebruiken en je broek achterstevoren dragen in plaats van je kraag”.
Een man gaat naar de veearts me zijn hond ..
De veearts : Meneer hebt u al gemerkt dat u hond een oog verloren heeft ?!
De meneer : Ja , maar ik heb hem zo gekregen
De veearts : En hij heeft ook een oor verloren ????!!!!!
De meneer : Ja , maar ik zeg het u , ik heb hem zo gekregen
De veearts : Dan kan zo niet, ik moet hem afmaken
De meneer : Ja, OK in orde
De man verlaat de veearts en belt een week later
De meneer : Goedendag dokter , is men hond al af ?
Een alleenwonende man verloor zijn huissleutel. Hij belde zijn ouders die in een klein dorpje in het hoge noorden woonden; zij zouden de reservesleutel opsturen.
De man trok zo lang bij een vriend in. De volgende dag liep hij de postbode tegemoet, maar deze had niets bij zich.
De man mopperde: Ach ja, de post in dat boerengat werkt natuurlijk niet zo vlug, en ging weer voor een nacht naar zijn vriend. De volgende morgen reed hij weer naar zijn huis om de post op te vangen, maar was net iets te laat.
De postbode kwam net de tuin uit en zei: Ik heb de brief in de bus gegooid hoor!’