Waterput

Twee mannen lopen over een heide en zien een waterput. Ze lopen er naartoe en vragen zich af hoe diep die put eigenlijk is. Ze pakken een steentje, gooien het in de put, maar horen het niet de bodem raken. “Vreemd”, zegt de een. “Zou ‘ie zó diep zijn?” Ze gaan een grotere steen zoeken en gooien die ook in de put. Ze buigen voorover om te horen wanneer de steen de bodem raakt. Wéér geen geluid. Nu zien ze een hele grote zware steen, een grote rots, liggen en pakken die met z’n tweeën op. Ze strompelen naar de put en weten de rots over de rand te kieperen. Ze luisteren vol spanning en horen ineens hoefgetrappel achter zich. Ze draaien zich om en zien een geit keihard aan komen rennen en die duikt zo de put in. Stomverbaasd kijken ze elkaar aan. Na een kwartier komt er een herder aanlopen. “Hebben jullie mijn geit gezien?” “Nou”, zegt de een, “er dook hier net wel een geit met een rotgang deze put in.” “Nou”, zegt de herder, “dat kan niet want die zat aan een rots vast.”

Similar Posts

  • Kibbelen

    Twee blondjes lopen op straat. Plots wijst de ene naar iets en roept:

    _ Kijk daar, de zon!

    _ Maar nee, dat is de maan, zegt de andere.

    Ze lopen kibbelend verder.

    Even later zegt de eerste:

    _ Weet je wat, we zullen eens ergens aanbellen en vragen wie er nu gelijk heeft.

    Ze bellen aan bij het eerste huis dat ze tegenkomen en het toeval wil dat er een blondje opendoet.

    De twee dames wijzen naar de lucht en vragen:

    _ Mevrouw, dat ding daar in de lucht, is dat nu de zon of de maan?

    _ Ik zou het niet weten. Ik woon hier nog maar pas.

  • Pinda’s

    Een buschauffeur van een touringcar is onderweg met een bus vol oudere dames, als hij na een kwartier op zijn schouder wordt getikt, waarna hem door een van de dames een handje pinda’s wordt aangeboden. Na een bedankje peuzelt hij deze op.

    Na weer een kwartier staat er een andere dame achter hem met een handje pinda’s. Dit gaat door tot hij acht keer een handje pinda’s in ontvangst heeft genomen, en opgepeuzeld.

    Bij de negende dame vraagt hij: waarom eten jullie de pinda’s niet
    zelf op?” Waarop de dame zegt dat dat niet kan in verband met hun tanden. Vraagt de buschauffeur: ” waarom kopen jullie ze dan.” Waarop de dame antwoordt: “we vinden de chocolade er omheen zo lekker.”

  • Sprookjes

    Een zoontje vraagt aan zijn vader: “Pappie, beginnen alle sprookjes met ’Er was eens…‘?”
    Antwoordt vader: “Nee jongen, er zijn er ook die beginnen met ’Als u op mij stemt…‘”

  • Jantje

    de juf staat voor de klas en vraagt aan de kinderen:
    ‘wie van jullie gaat naar de hemel?’
    iedereen steekt zijn vinger op behalve jantje.
    ‘waarom jij niet?’ vraagt de juf aan jantje.
    ‘nou, ik had beloofd dat ik na school direct naar huis zou gaan’

  • Haar zwart verven

    Er komt een blondine met schitterend lang haar tot op haar billen bij de kapper en vraagt: “Kunt u mijn haar ook zwart verven?”
    Waarop de kapper zegt: “Maar mevrouw dat is toch doodzonde?”
    Blondine: “Maar kan het wel?”
    Kapper: “Jazeker mevrouw.”
    Blondine: “Doet u dat dan maar.”
    Na ruim drie uur kleuren en verven, heeft de dame schitterend zwarte haren. Ziels gelukkig betaalt de blondine aan de kassa.
    Onderweg naar huis komt zij een boer tegen met een kudde schapen, ze gaat naar de boer en zegt: “Schapen vind ik zulke leuke beesten, mag ik er eentje van u hebben?”
    Boer: “Ik ga zomaar geen schaap weggeven, maar als u in een keer weet te raden hoeveel ik er in mijn kudde heb, mag je er een hebben.”
    Blondine: “524.”
    Boer: “Maar dat is helemaal goed, kies er maar eentje uit.”
    De blondine pakt een beest op en zet hem in de auto en net als zij weg wil rijden, tikt de boer met zijn ring op het zijruitje en vraagt: “Zeg mevrouw, bent u normaal blond?”
    “Ja,” antwoordt de blondine, “maar hoe weet u dat?”
    “Nou,” zegt de boer, “ik wil graag mijn hond terug.”

  • Gesnurk

    Een handelsvertegenwoordiger, doodmoe, komt aan in een kleine gemeente waar er maar één hotelletje is. Tot overmaat van ramp, alle kamers zijn bezet. Hij smeekt de baas: “Leg me te slapen, eender waar, maar ik moet absoluut kunnen uitrusten.” “Wel”, zegt de hotelier, “ik heb hier een twee persoonskamer waar er maar één bed beslapen is. Als je met die man op een akkoord komt om de kamer en de prijs ervan te delen is dat voor mij goed. Maar, ik verwittig je, hij snurkt geweldig. Het is zelfs zo erg dat alle gasten ‘s morgens hun beklag erover maken.” “Maakt niks uit”, antwoordt de vertegenwoordiger, “ik ben veel te moe.” …De twee mannen komen tot een akkoord en nemen het avondmaal aan dezelfde tafel. ‘s Morgens komt de handelsvertegenwoordiger als eerste de trap af om naar het ontbijtzaal te gaan. Vrolijk fluitend en welgemutst de hotelbaas groetend. “Nou”, zegt deze, “zo welgezind? Heb je goed geslapen? Heeft hij niet gesnurkt?” “Zeker niet”, zegt de vertegenwoordiger, “geen enkel moment.” “Hoe is dat in Godsnaam mogelijk”, zegt de hotelbaas.

    “Heel eenvoudig”, zegt de vertegenwoordiger.

    “Ik kwam een beetje later dan hem de kamer binnen. Hij lag al op zijn bed. Ik heb hem een kus gegeven op zijn achterwerk en gezegd: Goedenacht, schoonheid. En die kerel heeft de hele nacht recht gezeten in zijn bed om me in de gaten te houden.”

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *