Inbraak
Bij een blonde studente wordt ingebroken. “Stil!” dreigt de inbreker, “ik zoek geld!” “Wacht even,” antwoord het blonde studentje, “dan zoek ik mee!”
Bij een blonde studente wordt ingebroken. “Stil!” dreigt de inbreker, “ik zoek geld!” “Wacht even,” antwoord het blonde studentje, “dan zoek ik mee!”
Een militair wordt wegens straf, hij wedde te veel, overgeplaatst. Op zijn nieuwe kazerne meldt hij zich eerst bij zijn nieuwe commandant, die al op de hoogte was gesteld van de wed lust van de nieuwkomer. De commandant vraagt tijdens het eerste gesprek waarom hij zoveel wedde. “Gewoon, voor de lol”, zegt de militair. “Ik wed met u voor honderd euro dat u een moedervlek op uw linker bil hebt.” De commandant wist heel zeker van niet en neemt gelijk de uitdaging aan. Hij staat op, laat zijn broek zakken, en inderdaad, geen vlekje te zien. De militair, eerlijk als hij is, geeft hem direct honderd euro. Even later gaat de telefoon van de commandant. Het is de vorige commandant van de militair. Hij wilde weten of hij er al was. Glunderend vertelt de commandant dat de nieuwe militair er al is, en dat hij er zelfs al honderd euro aan heeft verdiend. Het is even stil aan de andere kant van de lijn…
“Je hebt toch niet toevallig je broek laten zakken he?! Want hij heeft met ons gewed voor duizend euro dat hij je binnen vijf minuten in je blootje zou zetten!!”
Een buschauffeur van een touringcar is onderweg met een bus vol oudere dames, als hij na een kwartier op zijn schouder wordt getikt, waarna hem door een van de dames een handje pinda’s wordt aangeboden. Na een bedankje peuzelt hij deze op.
Na weer een kwartier staat er een andere dame achter hem met een handje pinda’s. Dit gaat door tot hij acht keer een handje pinda’s in ontvangst heeft genomen, en opgepeuzeld.
Bij de negende dame vraagt hij: waarom eten jullie de pinda’s niet
zelf op?” Waarop de dame zegt dat dat niet kan in verband met hun tanden. Vraagt de buschauffeur: ” waarom kopen jullie ze dan.” Waarop de dame antwoordt: “we vinden de chocolade er omheen zo lekker.”
Moos gaat voor het eerst in zijn leven skiën. Les nemen vindt hij zonde van het geld, dus suist hij bij zijn eerste afdaling, niet geremd door enige kennis of vaardigheid, met een noodgang over de zwarte piste.
Waardoor hij een bordje ‘Lawine gevaar’ niet ziet. Als Moos, na een adembenemende afdaling, dankzij een bovenmenselijke inspanning nog net voor een vreselijk diep ravijn tot stilstand weet te komen, slaakt hij een diepe zucht van verlichting.
Dat had hij beter niet kunnen doen.
Tien tellen later ligt hij onder drie meter sneeuw. Onmiddellijk rukken de reddingswerkers uit. Zodra Moos gelokaliseerd is, steken ze een lange pijp in de sneeuw om Moos wat lucht te verschaffen. Moos ziet de pijp vlak boven zijn hoofd door de sneeuw verschijnen. “Wie is daar?” roept hij.
“Het Rode Kruis,” roept men van boven.
Waarop Moos zegt: “Maar, daar heb in Amsterdam al voor gegeven.”