Biefstuk
Zegt de klant tegen de ober in het restaurant: ,,De biefstuk was prima ik ben kenner”
Zegt de ober! ,,O bent u slager?”
“Neen”, zegt de klant, “schoenmaker”.
Zegt de klant tegen de ober in het restaurant: ,,De biefstuk was prima ik ben kenner”
Zegt de ober! ,,O bent u slager?”
“Neen”, zegt de klant, “schoenmaker”.
Er komt een lilliputter vrouwtje bij de dokter. Ze klaagt: “O dokter, ik heb toch zo’n last van mijn kruisje als het regent.” “Tja,” zegt de dokter, “vandaag is het mooi weer, dus nu heeft u zeker geen last?” “Nee, vandaag niet,” zegt het vrouwtje. “Nou,” zegt de dokter, “komt u dan terug als het regent.” Een paar dagen later komt het vrouwtje terug als het regent. “En?” vraagt de dokter: “Hebt u vandaag wel last?” “Ja, vandaag wel,” zegt het vrouwtje. “Gaat u dan maar even achter het scherm staan,” zegt de dokter. Als het vrouwtje en de dokter achter het scherm zijn verdwenen, hoort de assistente de dokter vragen: “Mag ik even een schaar alstublieft?” De assistente gaat de schaar brengen. Even later komen de dokter en het vrouwtje weer achter het scherm vandaan. “Loopt u nu eens even rond,” zegt de dokter tegen het vrouwtje, “heeft u nu nog last?” “Nee,” zegt het vrouwtje, “dank u dokter, het is helemaal over.” Hierop vertrekt het vrouwtje. Ondertussen is de assistente bloed nieuwsgierig geworden en vraagt: “Dokter, wat heeft u nu eigenlijk gedaan?” “Gewoon,” zegt de dokter, “tien centimeter van d’r kap laarsjes afgeknipt.”
Een non neemt een taxi naar Brussel en merkt dat de knappe chauffeur haar voortdurend in ‘t oog heeft.
Ze vraagt hem waarom hij haar constant zo intens bekijkt.
Hij antwoordt: “Ik wil u iets bekennen, maar ik wil u niet in verlegenheid brengen”.
Ze stelt hem gerust: “Mijn zoon, ge kunt me niet kwetsen, als je non was en zo oud als ik heb je zo goed als alles al gezien en gehoord.
Ik weet zeker dat je me niets kan zeggen of vragen dat voor mij beledigend of kwetsend kan zijn”.
Hij: “Wel, ik droom altijd opnieuw dat een kloosterlinge me heel passioneel kust”.
De non: “Wel, dan kijken we wat daaraan kan gedaan worden. Eerst en vooral moet je vrijgezel zijn en daarnaast ook katholiek”.
De taxichauffeur, al helemaal opgegeild, antwoordt: “Jaja, ik ben vrijgezel én katholiek!”
“Oké”, zegt de non, “sla maar de eerstvolgende landweg in”.
Daar voldoet ze aan zijn fantasie met een overtuiging die de meest geroutineerde straatmadelief zou doen blozen.
Als ze de weg voortzetten begint de chauffeur te huilen.
“Mijn kind”, zegt de non, “waarom huil je nu toch?”.
“Vergeef me dat ik gezondigd heb. Ik moet bekennen dat ik gelogen heb: ik ben getrouwd en ben een jood”.
De non antwoordt: “Trek het je niet aan. Ik heet Dirk, ben homo en ik ben op weg naar ‘t carnaval in Aalst “.
Een dorpspastoor kreeg bezoek van een jongere collega. Tijdens het eten merkt de jonge pastoor op dat de oude pastoor veel zat te kijken naar zijn huishoudster. De jonge pastoor zei dit en de oude pastoor verzekerde dat er niks tussen hem en zijn huishouder was. Een week later vertelde de huishoudster dat er een lepel ontbrak. De oude pastoor belt naar de jonge collega en zegt: “Ik zeg niet dat je die lepel hebt, maar heb je hem, ja of nee?” Het antwoord van de jonge pastoor was: “Als je in je eigen bed sliep, meneer pastoor, had je hem allang gevonden!”
Een trucker ziet langs de weg een geel mannetje staan dat weent. Hij stopt, gaat ernaar toe en vraagt wat er scheelt. Het mannetje antwoordt: ‘Ik ben geel, kom van Venus, ben homofiel en heb honger’. ‘Tja’ zegt de chauffeur ‘ik kan je een sandwich geven maar verder kan ik je spijtig genoeg niet helpen’. Hij geeft de sandwich en zet de rit verder.
Even later ziet hij langs de weg een rood mannetje staan wenen. Weer stopt hij en vraagt wat er scheelt. Het mannetje antwoordt: ‘Ik ben rood, kom van Mars, ben homofiel en heb dorst ‘. De trucker zegt: ‘Ik kan je een blikje cola geven maar verder kan ik je niet helpen’. Hij geeft een cola en zet zijn weg verder.
Even verder ziet hij een blauw mannetje staan. De trucker is deze spelletjes moe, stopt, gaat boos naar het blauwe mannetje toe en zegt: ‘Jij zult ook wel homo zijn en van wat voor een achterlijke planeet kom jij en wat moet jij nu weer hebben?’. Waarop het mannetje antwoordt: ‘Uw identiteitskaart en uw rijbewijs.’
Iemand moet voor de rechter verschijnen en de rechter vraagt: “Wat doet u voor werk meneer?”De beklaagde antwoordt: “dit en dat.”Rechter: “Waar werkt u?”Beklaagde: “Hier en daar.”Rechter: “Wanneer werkt u?”Beklaagde: “Nu en dan.”Rechter: “Hoe is uw verhouding met uw werkgever en uw collega’s?”Beklaagde: “Zus en zo.”Rechter: “De rechtbank is van oordeel dat u naar de gevangenis gaat.”Beklaagde: “Naar de gevangenis? En wanneer kom ik weer vrij?”Rechter: “…..Vroeg of laat.”