Biefstuk
Zegt de klant tegen de ober in het restaurant: ,,De biefstuk was prima ik ben kenner”
Zegt de ober! ,,O bent u slager?”
“Neen”, zegt de klant, “schoenmaker”.
Zegt de klant tegen de ober in het restaurant: ,,De biefstuk was prima ik ben kenner”
Zegt de ober! ,,O bent u slager?”
“Neen”, zegt de klant, “schoenmaker”.
Een man komt in een kroeg een paar biertjes drinken. Dan pakt hij opeens zijn oog uit z’n kas en gooit deze via de vloer, het plafond tegen het raam en z’n oog komt weer terug in z’n hand. De man naast hem kijkt ervan op maar zegt er niks van. Vijf minuten later pakt die man weer zijn oog en gooit hem al ketsend door de kroeg weer tegen het raam en weer terug in z’n hand. Weer wordt er niks gezegd. Na de derde keer vraagt de man naast hem aan de bar: Waarom gooi je zo met je oog tegen het raam? Zegt de man: Ik kijk of m’n fiets nog buiten staat.
Een Belg gaat naar de dierenarts met zijn hond.
Dierenarts: “Maar, jou hond heeft maar 1 poot?”
Belg: “Ja, ik heb die zo gekregen.”
Dierenarts: “Maar, jou hond heeft maar 1 oog?”
Belg: “Ja, ik heb die zo gekregen.”
Dierenarts: “Maar, jou hond heeft maar 1 oor?”
Belg: “Ja, ik heb die zo gekregen.”
Dierenarts: “Sorry meneer, maar we zullen jou hond moeten afmaken.”
Belg: “tja, oké dan maar.”
Een week later:
De Belg telefoneert naar de dierenarts: “Is mijn Hond al af?!?”
Er komt een man een café binnen en bestelt vier borreltjes tegelijk. Als hij dit een paar dagen achter elkaar heeft gedaan, wordt de barman nieuwsgierig. Op een gegeven moment vraagt hij: ‘Waarom bestelt u toch steeds vier borreltjes?’ De man zegt: ‘Drie broers van mij wonen in Australië. En we hadden afgesproken om elke dag om vijf uur een borreltje te gaan drinken. Gezellig toch?’ De barman moet dit beamen. Op een dag bestelt de man drie borreltjes. De barkeeper vraagt: ‘Is er wat gebeurd met uw broer?’ ‘Nee,’ zegt de man, ‘maar ik mag niet meer drinken van de dokter.’
Een alleenwonende man verloor zijn huissleutel. Hij belde zijn ouders die in een klein dorpje in het hoge noorden woonden; zij zouden de reservesleutel opsturen.
De man trok zo lang bij een vriend in. De volgende dag liep hij de postbode tegemoet, maar deze had niets bij zich.
De man mopperde: Ach ja, de post in dat boerengat werkt natuurlijk niet zo vlug, en ging weer voor een nacht naar zijn vriend. De volgende morgen reed hij weer naar zijn huis om de post op te vangen, maar was net iets te laat.
De postbode kwam net de tuin uit en zei: Ik heb de brief in de bus gegooid hoor!’