Carnaval 2021

Het corona virus zorgt ervoor dat er dit jaar geen carnaval gevierd kan worden. Bijgaande foto is van “De Twee Pinten” dat een Nederlands carnaval duo uit ‘s-Hertogenbosch was, met als geestelijk vader Wim Kersten. Kersten vormde samen met Joep Peeters van 1969 tot 1974 het duo. In die tijd werden er jaarlijks veel carnavals nummers uitgebracht die dan door de bands allemaal werden gespeeld. Bijgaand nummer “In het zuiden” is een nummer van Vader Abraham die door iedereen luidkeels werd mee gebruld. Laten we hopen dat volgend jaar alles weer onder controle is en er weer volop gefeest kan gaan worden. Alaaf.

Similar Posts

  • Major Dundee Band

    The Major Dundee Band werd in 1977 opgericht in Oosterhout bij Nijmegen. De band staat onder leiding van Dick van Altena en trad op 17 december van dat jaar voor het eerst op. De bezetting was op dat moment als volgt:
    • Dick van Altena, zang en (bas)gitaar
    • Ton Verkooyen, zang, gitaar en drums
    • Ferry Tang, zang en basgitaar
    • Karel Momberg, zang, gitaar en drums
    • Jan Gerrits, zang, gitaar, harmonica en feetboard
    Aan het begin van 1978 vond de eerste wisseling plaats en trad Peter van Vlaanderen aan op de basgitaar als vervanger van Ferry Tang.

    Snelle start
    In 1978 verscheen de eerste single, The longer the distance, met een plaats op nummer 29 van de Nationale Hitparade en nummer 35 van de Nederlandse Top 40. Het nummer was geschreven door Fred Limpens en werd uitgebracht bij het Killroy-label van Johnny Hoes. Nog hetzelfde jaar werd de elpee I bought me a fidddle today uitgebracht.
    Dankzij de single beleefde de band een snelle start. Ondanks dat het de enige plaat is geweest die de hitparades heeft bereikt, werd de band meteen een gevestigde naam onder de countryliefhebbers en werd het al meteen gerekend tot een van de beste countryrock-groepen van Nederland.
    In de jaren tachtig verlieten Karel Momberg, Peter van Vlaanderen en Ton Verkooyen de band en traden de bassist Roy Schenkhuysen en gitarist Cor de Vos toe. Hierna had Van Altena het druk met solo-albums en een verzamelalbum met meerdere artiesten, waardoor de activiteit van de band een tijd op een laag pitje kwam te staan.

    Heropleving vanaf 1988
    In 1988 hadden de wisselende drummers de band verlaten en trad de drummer Rob Verhaaf toe. De band kwam weer tot leven en bestond op dat moment verder uit Van Altena, Jan Gerrits en Cor de Vos.[1]
    Via het label Marlstone kwam in 1990 het derde album uit met de titel, Continental cowboy. Toni Willé, de voormalige zangeres van Pussycat, zong mee als gastzangeres en samen werd de single It turned out to be you uitgebracht. Deze werd later nog gecoverd door de countryzanger Ben Steneker en zijn dochter Camen. Daarnaast bracht Van Altena het nog eens uit met Carmen Steneker. De band bleef in al deze jaren een albumband en bleef tegenvallende singleverkopen houden. In 1991 werd de verzamelaar The best of The Major Dundee Band uitgebracht.
    In 1994 werd de naam verkort tot Major Dundee. Ook verscheen er een nieuw album via het label Marlstone. Op het album met de titel Making history speelde de Amerikaanse Tex-Mex-accordeonist Flaco Jiménez mee. Jiménez was in dat jaar in Nederland en speelde ook mee op platen van anderen, zoals The moon is mine van Rowwen Hèze, My heart and soul van Piet Veerman en Shine on van de rest van The Cats met Jan Akkerman.

    Actieve jaren 2005-2006
    In de jaren erop verschenen enkele albums, waaronder Home skies waaraan de gastmusici Ben Jansen, André Houtappels, Joost van Es en Paul van Vlodrop meewerkten. Op dit album en het album Silver – live! (2002) speelde ook de Coriovallum Pipe Band mee met doedelzakmuziek. Daarnaast was Van Altena veel bezig met het schrijven van songteksten voor anderen.
    In 2005 verscheen de single Somewhere someone die de band maakte met de drie zussen van Pussycat. In 2006 vertrok Rob Verhaaf na achttien jaar als drummer van de band en maakte hij plaats voor Willem Cremers. In hetzelfde jaar verscheen het album Young gods, met duetten met Pussycat, Toni Willé. Henk Wijngaard en Ruud Hermans (ex-The Tumbleweeds).

    Tekst overgenomen uit Wikipedia.

     

     

  • Wencke Myhre

    Wenche Myhre, ook wel Wencke Myhre, (Oslo, 15 februari 1947) is sinds de jaren zestig een succesrijke Noorse schlagerzangeres met hits in het Noors, Duits en Zweeds.

    Nadat Myhre in 1960 een talentenwedstrijd in Oslo won, kreeg ze van liedjesschrijver Arne Bendiksen een platencontract.

    In 1963 maakte ze haar televisiedebuut in de film Elskere. Sindsdien staat ze steeds in de spotlights. Voor haar lied Gi meg en Cowboy till mann (dat eerst door Gitte gezongen werd in het Duits, Ich will ‘nen Cowboy als Mann) onder begeleiding van Horst Wende en zijn studio/sessie muzikanten kreeg ze haar eerste gouden plaat.

    In 1964 was Myhre de drijfveer achter een inzamelingsactie waarvan de opbrengst naar een kinderziekenhuis in de Gazastrook zou gaan. Hier leerde ze haar eerste man kennen, Torben Friis-Møller. Met hem heeft ze drie kinderen: Kim (1971), Dan (1973) en Fam (1975).

    Voor het wereldkampioenschap skiën in 1966 zong ze het lied Vinter og sne. Datzelfde jaar won ze het Schlagerfestival met Beiß nicht gleich in jeden Apfel. Hiermee had ze eindelijk haar doorbraak op de Duitse markt, nadat ze een jaar eerder met Sprich nicht drüber als tweede was geëindigd. Er volgden nog hits en in 1968 vertegenwoordigde ze West-Duitsland op het Eurovisiesongfestival met Ein Hoch der Liebe, waarmee ze op de zesde plaats eindigde. Eind jaren 60 behoorde ze tot de absolute topartiesten en tieneridolen in Duitsland. Ze won vier Bravo-Otto’s (1966: brons, 1967: goud, 1968: goud, 1969: zilver). Ze kwam veel op de Duitse televisie en trad op met andere grootheden als Udo Jürgens en Peter Alexander. In 1970 had ze een bescheiden hit met Er hat ein knallrotes Gummiboot, dat later wel uitgroeide tot een carnavalsklassieker.

    In 1974 kreeg ze een eigen televisieprogramma. In 1980 trouwde ze voor de tweede maal, dit keer met de succesvolle Duitse regisseur Michael Pfleghar. Twee jaar later kreeg ze met hem haar vierde kind, Michael. Pfleghar pleegde in 1991 zelfmoord. Een jaar later nam Myhre opnieuw deel aan de Melodi Grand Prix in haar thuisland, maar werd daar derde.

    Myhre woont in een dorpje dicht bij Oslo en ze treedt nog regelmatig op. In 2004 begon ze een show met twee andere Scandinavische schlagersterren: Gitte Hænning en Siw Malmkvist. Ze trokken door heel Duitsland.

    In 2009 deed Myhre in Noorwegen opnieuw een gooi naar het Songfestival. Haar lied Alt Har En Mening Nå bleef echter steken in de voorronde.

    Bron: Wikipedia 

     

  • Roy Orbison

    Roy Kelton Orbison (Vernon, Texas, 23 april 1936 – Nashville, Tennessee, 6 december 1988) was een Amerikaanse country- en rockzanger. Hij staat sinds 1987 in de Rock and Roll Hall of Fame en de Nashville Songwriters Hall of Fame. In 1989 werd hij opgenomen in de Songwriters Hall of Fame. In 2006 kreeg Orbison postuum een ster op de Music City Walk of Fame en in 2010 op de Hollywood Walk of Fame. In 2014 werd Orbison opgenomen in de Musicians Hall of Fame.

    Roy Orbison begon zijn carrière in 1956 bij het platenlabel Sun Records dat geleid werd door Sam Phillips en waar ook Elvis Presley, Johnny Cash, Jerry Lee Lewis en Carl Perkins onder contract stonden of hebben gestaan. Met het nummer Ooby Dooby waarvan er zo’n 500.000 stuks werden verkocht en dat tot nummer 56 op de Billboard Top 100 kwam, scoorde hij zijn enige hit voor Sun. In de periode dat hij voor het platenlabel actief was, wist hij al dat zijn hart bij het zingen van ballads lag. Sam Phillips, de eigenaar van Sun Records, wilde echter dat Orbison uptempo songs opnam, dit zeer tegen de zin van Orbison. Toen Orbison een grote hit schreef voor The Everly Brothers (Claudette), zag hij zijn kans schoon en kocht zijn platencontract bij Sun Records af om zodoende ergens anders zijn geluk te kunnen beproeven.

    Orbison kwam terecht bij het platenlabel RCA waar Elvis Presley vele hits opnam. Orbison bleef echter niet lang. Na een aantal nummers op plaat te hebben gezet verliet hij in 1959 het label en kwam terecht bij Monument Records dat onder leiding stond van Fred Foster.

    Orbisons eerste single, Up Town, was een bescheiden succes en bereikte plaats 72 in de Billboard Top 100. De opvolger werd uitgebracht in 1960 en maakte van Roy Orbison een wereldster. Van Only the Lonely gingen ruim twee miljoen exemplaren over de toonbank en met dit nummer creëerde Orbison iets dat nog nooit eerder in de rock-‘n-roll was gehoord: de dramatische rockballad. Tussen 1960 en 1965 produceerde Orbison klassiekers als Running ScaredCryingBlue AngelFallingBlue BayouIt’s OverIn Dreams en Oh, pretty woman. Vaak rustig beginnend, bouwde Orbison langzaam naar een climax toe die zowel in de arrangementen als in de stem en teksten van Orbison tot uitdrukking werd gebracht. De stem van Orbison en de composities van zijn songs zouden hem de status van legende bezorgen. Er was echter nog een element dat de muziek van Orbison uniek maakte: hij had ook het talent om liedjes op een totaal vernieuwende manier te schrijven. Het was in de beginjaren zestig de gewoonte om een song volgens een vast patroon te schrijven (A,B,C,B,D,B). Orbison schreef echter bijvoorbeeld in schema’s als A,B,C,D…Z. Er kwam in het hele liedje dus geen enkele herhaling van zinnen voor. Het vroegste voorbeeld hiervan is de song Wedding Day uit 1961, maar In Dreams en Falling uit 1963 zijn de bekendste voorbeelden. Running Scared uit 1961 was een song die ook afweek van wat gewoon was op dit gebied doordat het refrein aan het einde van het lied zat in plaats van in het midden. Toen het contract bij Monument Records in 1965 afliep was Orbison een wereldster met platenverkopen die de 30 miljoen hadden overschreden.

    Orbison tekende voor het MGM-label, dat bereid was om hem het tot dan hoogste bedrag ooit (1 miljoen dollar contant) voor een platenartiest te betalen. Verder kreeg hij de kans om in films te acteren. MGM bedong echter dat er per jaar 30 songs en 1 album geproduceerd moesten worden. Daarmee kwam de nadruk te liggen op de kwantiteit in plaats van op de kwaliteit van de songs, dit in tegenstelling tot wat bij Monument Records gebruikelijk was. De eerste single op het MGM-label is de top 20-hit Ride Away. Het zou zijn grootste hit voor MGM zijn. In 1966 haalde hij met Cry Softly Lonely One (top 52) zijn laatste hitnotering in Amerika. In Engeland had hij meer hits, met als hoogste notering Too Soon To Know dat in 1966 de top 3 haalde. Penny Arcade is in 1969 zijn laatste notering in Engeland. Het opkomen van de Beatles en andere Britse bands (The British Invasion) en de daarmee veranderende smaak bij het platenkopend publiek zorgde ervoor dat de aanwezigheid van Orbison in de hitlijsten minder werd. Verder vonden er grote tragedies in zijn privéleven plaats. Zijn vrouw Claudette kwam in 1966 om het leven bij een motorongeluk en twee van zijn drie zoons vonden in 1968 de dood bij een brand in zijn landhuis. De carrière van Orbison kwam in een diep dal terecht. De hits bleven uit en het (grote) publiek leek hem vergeten te zijn. Zijn concerten in Engeland werden nog wel goed bezocht, omdat de fans hem trouw bleven, maar in zijn thuisland Amerika bleek dat volkomen anders. Daar trad hij met regelmaat op voor een klein publiek.

    In 1973 werd zijn contract bij MGM ontbonden. Een jaar later tekende hij bij Mercury Records en nam daar het album I’m Still In Love With You op. Niet alleen is dit album onder de artistieke maat vergeleken bij zijn vroegere werk, muzikaal gezien verraste Orbison de luisteraar niet meer met de vocale hoogstandjes die hem zijn bijnaam “The Big O” hebben opgeleverd. In 1977 tekende Orbison opnieuw bij Monument Records en nam het album Regeneration op. Dit album is beter dan het voorgaande, maar kon ook niet de vergelijking doorstaan met zijn vroegere werk. Een tweede album is afgemaakt (nooit uitgebracht) toen Orbison hartklachten kreeg, nadat hij optrad in een show ter nagedachtenis aan Elvis Presley, die kort daarvoor overleed. Hij onderging een hartoperatie en kreeg 3 bypasses.

    Kort daarna verliet Orbison Monument Records. In 1979 tekende hij bij Aslyum Records en bracht daar het album Laminar Flow uit. Het album bevatte matige discoachtige liedjes met uitzondering van Poor Baby en Hounddog Man. Ondertussen is er achter de schermen iets op gang gekomen, want Orbison was dan wel niet meer een succesvol platenartiest, zijn werk uit de jaren zestig heeft echter wel zijn sporen nagelaten bij jongere collega’s. Linda Ronstadt nam Blue Bayou op (1977), Don McLean Crying (1980) en Van Halen Oh, pretty woman (1981) en allen scoorden zij daarmee grote hits. Zelf scoorde Orbison samen met Emmylou Harris in 1980 eindelijk weer een hit met That Loving You Feeling Again. Het leverde hem zijn eerste Grammy Award op.

    Vanaf die tijd begon Orbison aan een comeback te werken en kwam hij meer en meer in de spotlights te staan. Zo stond hij in het begin van de jaren tachtig in het voorprogramma van de Eagles en liet zich daardoor aan een groter en jonger publiek zien. In 1983 verscheen hij op televisie door een concert te geven getiteld Roy Orbison live in Austin City Limits Texas. In 1985 trad hij op bij Farm Aid en bracht hij een nieuwe single uit, Wild Hearts. Het is een ballad die een ouderwets goede Orbison laat horen. Het grote publiek merkte deze song echter niet op. Ook maakte hij dat jaar een album met zijn oude Sunmaatjes Jerry Lee Lewis, Carl Perkins en Johnny Cash. Het album heette The Class of ’55. In 1986 werd het nummer In Dreams gebruikt in de cultfilm Blue Velvet, geregisseerd door David Lynch. Hierdoor kwam Orbison onder de aandacht van een jong publiek. Velen wilden weten wie de zanger van In Dreams is en ontdekten daardoor de muziek die Orbison tot dan gemaakt had. In 1987 nam Orbison samen met k.d. lang Crying opnieuw op als een duet. Het nummer werd in Amerika een hit en het leverde hem opnieuw een Grammy Award op. In hetzelfde jaar werd hij opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame dat een jaar eerder in het leven was geroepen. Daarmee werd de status van Roy Orbison als belangrijke pionier en vernieuwer van de rock-‘n-roll officieel bevestigd en erkend door de muziekindustrie. In datzelfde jaar nam hij een televisiespecial op waarvan de zwart-wit video Roy Orbison and Friends, A Black and White Night uitkwam. In deze show bracht Orbison al zijn grote hits, inclusief twee nummers van zijn dan nog nieuw uit te komen album, ten gehore. Hij werd omringd door gastmuzikanten als Bruce Springsteen, Elvis Costello, Bonnie Raitt, Tom Waits, Jennifer Warnes, k.d. lang, Jackson Browne, J.D. Souther en James Burton (ex-gitarist van Elvis Presley). De laatste twee genoemden zijn in duet in de clip. Orbison kwam eindelijk terug aan de top en maakte dat nog eens duidelijk door in 1988 deel uit te maken van de supergroep The Traveling Wilburys, waarvan ook Bob Dylan, George Harrison, Jeff Lynne en Tom Petty deel uitmaakten. Het debuutalbum heette Traveling Wilburys Vol. 1, waarvan wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht werden. Orbison stierf op 6 december 1988 plotseling als gevolg van een hartstilstand bij zijn moeder thuis in Hendersonville, een voorstadje van Nashville. Orbison was in voorbereiding op een wereldtournee. Zijn stoffelijk overschot werd begraven in een anoniem graf op de Westwood Village Memorial Park Cemetery in Los Angeles.

    Zijn nieuwe album werd in januari 1989 postuum uitgebracht onder het Virginlabel. De single You Got It werd een wereldwijde hit. De enige keer dat Orbison You Got It voor een publiek zong was drie weken voor zijn dood op het Diamond Awards Festival in het Sportpaleis in Antwerpen, waar hij een Diamond Award kreeg, omdat hij 25 jaar tot de “top of the bill” behoorde. De opnames van dat optreden werden gebruikt voor de videoclip van You Got It. De tweede single, She’s a mystery to me werd ook een hit. Dit nummer werd voor Orbison geschreven door Bono en Edge van U2. In 1992, vier jaar na zijn dood, werd het nummer I Drove All Night een hit in Engeland en bereikte daar de 7e plaats. De opvolger Crying (duet met k.d. lang) haalde in datzelfde jaar de 13e positie. Roy Orbison was, in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten, helemaal terug aan de top toen hij stierf en keek vooruit naar nieuwe dingen en niet terug op oude vergane glorie. Vandaag de dag wordt hij door velen in de muziek business erkend als een van de grootste artiesten die de rock-‘n-roll heeft voortgebracht. Zijn platen blijven goed verkopen en zijn in aantal de 100 miljoen ruim gepasseerd. Hij is voorbeeld en inspiratie voor vele artiesten en dat voor iemand tegen wie producer Jack Clement (Sun Records) ooit zei; “Roy, you’re never gonna make it as a ballad singer“.

    Bron: Wikipedia

     

     

  • Roy Black

     

    Roy Black (Bobingen, 25 januari 1943 – Heldenstein, 9 oktober 1991) was een van de populairste Duitse schlagerzangers, zijn echte naam was Gerhard Höllerich. Zijn artiestennaam had hij te danken aan zijn zwarte haren en het feit dat zijn idool de Amerikaanse zanger Roy Orbison was.

    Op 18-jarige leeftijd kreeg hij de muziekkoorts, hij speelde eerst in de band The Honky Tonks. Eind 1963 richtte hij zijn eigen band op, Roy Black and his Cannons. In 1964 kreeg de band een platencontract van producent Hans Bertram na een talentenwedstrijd gewonnen te hebben. Roy stopte met zijn studie bedrijfswetenschappen om zich op de muziek toe te leggen.

    De eerste 2 singles Sweet Baby mein en Darling my Love waren niet bepaald een groot succes, daarna ging Roy solo. In de zomer van 1965 kwam zijn derde single uit, Du bist nicht allein. Deze was een schot in de roos. De single kwam op de 4de plaats in de Duitse hitparade terecht.

    In 1967 speelde hij voor het eerst in een musicalfilm mee, Das Paradies der flotten Sünder. Tot 1969 haalden al zijn singles de top 10, waaronder zes de eerste plaats. Hij speelde in verschillende films mee. In 1971 scoorde hij een internationale hit met Schön is est auf der Welt zu sein, een duet met de tienjarige Anita Hegerland. Het bereikte de zesde plaats in de Nederlandse Top 40 en de zevende plaats in de Daverende 30.

    Daarna begon zijn succes wat te tanen. In 1974 ging hij weg bij de producent die hem groot gemaakt had, maar er volgden geen hits meer.

    Ook in 1974 trouwde hij met fotomodel Silke Vagts (20 januari 1945 – 16 januari 2002, zelfmoord). Op 1 augustus 1976 werd hun eerste zoon Torsten geboren.

    In de jaren 80 laaide zijn populariteit weer op met nieuw werk. Privé ging het hem niet voor de wind, hij scheidde van Silke in 1985. Op 25 mei 1986 stortte hij door een hartafwijking in en kreeg hij twee nieuwe hartkleppen. Enkele maanden later trad hij genezen op voor 3000 fans in Berlijn.

    In 1989 kreeg hij van RTL Plus het aanbod voor de hoofdrol in de serie Ein Schloß am Wörthersee. Hij speelde de charmante hotelchef Lennie Berger.

    Op 2 mei 1990 pleegde zijn vader Georg Höllerich zelfmoord. Een jaar later op 14 september 1991 schonk zijn nieuwe vriendin Carmen Böhning het leven aan dochter Nathalie. Nog geen maand later, op 9 oktober, overleed Roy door hartfalen. Dit gebeurde in zijn buitenverblijf. Zijn vroege dood had naast zijn hartzwakte wellicht ook te maken met zijn alcohol- en pillenverslaving.

     

  • De Opcuna’s

    Hieronder een foto van “de Opcuna’s” uit het Brabantse land. mochten er mensen zijn die meer kunnen vertellen over deze band dan horen wij dat uiteraard heel graag. Stuur uw gegevens naar dehelenas@gmail.com en wij zorgen dat uw verhaal hier geplaatst wordt.
    De Opcuna's uit Mill 1a De Opcuna's uit Mill 1b

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *