Viva-L’amour
Het trio Viva-L’amour deze week op deze pagina. Helaas zijn de achternamen van de mannen niet helemaal leesbaar op de kaart. Mocht u het weten dan horen wij dat uiteraard graag. Stuur uw info naar dehelenas@gmail.com.

Het trio Viva-L’amour deze week op deze pagina. Helaas zijn de achternamen van de mannen niet helemaal leesbaar op de kaart. Mocht u het weten dan horen wij dat uiteraard graag. Stuur uw info naar dehelenas@gmail.com.

Rudi Carrell, artiestennaam van Rudolf Wijbrand Kesselaar (Alkmaar, 19 december 1934 – Bremen, 7 juli 2006), was een entertainer, zanger, showmaster, filmproducent en acteur. Hij begon zijn carrière in Nederland bij de radio en televisie en ging vervolgens werken bij Duitse zenders. Hij werd in Duitsland een uiterst populaire tv-persoonlijkheid met spelshows en andere formats. Hij woonde sinds 1974 in Syke, een plaats ten zuiden van Bremen.
De vader en de grootvader van Carrell waren beiden werkzaam in de showbusiness. Zijn vader gebruikte daarbij de naam André Carrell. De jonge Rudolf verving op 17 oktober 1953 André tijdens een feestavond voor ambtenaren in Arnhem, waarna André Rudolf in zijn gezelschap opnam. Daarmee deed Rudolf zijn intrede in de showbusiness. Hij trad in 1955 voor de AVRO wekelijks in het radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein op. Carrell brak in 1959 ook op de televisie door met de maandelijkse Rudi Carrell Show.
Hij werd nationaal bekend door zijn deelname aan het Eurovisiesongfestival van 1960 met het liedje Wat een geluk. Dat werd in Nederland wel populair, maar op het festival voorlaatste: alleen dat van Luxemburg eindigde nog achter hem. Het beviel hoe hij na het festival over zichzelf grappen kon maken.
Andere liedjes waarmee hij in Nederland populair werd zijn Een ballonnetje, Een muis in een molen, De hoogste tijd en Samen een straatje om. Zijn optreden in de Rudi Carrell Show als bewoner van een onbewoond eiland met het aapje Vrijdag en Esther Ofarim als zeemeermin is beroemd. Met deze show won Carrell in 1964 de Zilveren Roos op het festival van Montreux. Eén jaar eerder, dus in 1963, had hij ook al de Nipkowschijf van de Nederlandse televisierecensenten mogen ontvangen.
De Duitse carrière van Carrell begon in 1965, toen Radio Bremen interesse toonde voor zijn werk. Daar in Bremen begon hij met de tweemaandelijkse televisieshow Rudi Carrell Show. Vanaf 1974 presenteerde hij Am laufenden Band, de Duitse versie van Eén van de acht. Rudi Carrell had als persoonlijk adviseur de Nederlander Dick Harris, die de show ook regisseerde. Ook andere Nederlanders werkten voor Carrell in Duitsland.
Carrell maakte vanaf 1970 in Duitsland ook een aantal speelfilms: Wenn die tollen Tanten kommen, Tante Trude aus Buxtehude en in 1971 Rudi, benimm dich en anderen. Ook al waren sommige films zeer succesvol (de eerste trok drie miljoen kijkers), en ondanks de hoge gages, was Carrell allesbehalve trots op die simpele komedies. Hij verafschuwde het zelfs om in vrouwenjurken als Tante op het doek te verschijnen.
Carrell speelde in 1971 en 1972 in de shows van Bobbejaan Schoepen in Bobbejaanland (België), een toenmalige trekpleister voor (inter)nationale variété-artiesten. Hij werd diens buur en vriend (later, in 1974, zouden ze ook nog samen duetten zingen in de televisieshows van Carrell).
Na zijn verblijf in België keerde Carrell terug naar Duitsland, waar hij ook succes oogstte als zanger. Zo had hij in 1975 veel succes met het lied Wann wird’s mal wieder richtig Sommer?: een vertaling van het lied ‘t Is weer voorbij die mooie zomer, dat in Nederland in 1973 met Gerard Cox een hit werd.
In 2005 werd er bij hem, naar eigen zeggen een kettingroker, terminale longkanker vastgesteld. Hierdoor kreeg hij onder meer moeite met praten. Zijn voorlaatste optreden op de Duitse televisie, op 30 december 2005, in 7 Tage, 7 Köpfe, vond dan ook plaats zonder dat hij een woord zei.
Rudi Carrell overleed uiteindelijk ook aan de gevolgen van die longkanker. Hij werd 71 jaar oud.
Bron: Wikipedia
![]()
Het verhaal van De Spelbrekers, ook bekend als Kok en Rekkers, is een boeiend verhaal dat begon met hun ontmoeting in een Duitse munitiefabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nadat ze de kans grepen om te ontsnappen en in Nederland onder te duiken, vonden ze elkaar weer en vormden ze samen De Spelbrekers. Hun muzikale carrière nam een vlucht toen ze in 1956 doorbraken met het nummer “Oh wat ben je mooi”. Het duo werd in 1962 naar het Eurovisiesongfestival gestuurd met het nummer “Katinka”, hoewel het geen punten ontving op het festival, werd het lied een grote hit in Nederland.
Gedurende de jaren vijftig en zestig scoorden De Spelbrekers talloze hits en werden ze populair, zelfs over de grenzen heen in landen als België en Indonesië. Na een succesvolle carrière in de muziekindustrie besloten De Spelbrekers in 1975 te stoppen met het maken van platen en optredens om hun eigen managementbureau op te zetten. Dit markeerde het einde van hun muzikale samenwerking, maar hun nalatenschap als vrolijke en opgewekte artiesten leeft voort in de Nederlandse muziekgeschiedenis.

Cornelia Froboess (Wriezen, 28 oktober 1943), aan het begin van haar carrière bekend als Die kleine Cornelia en later als Conny, is een Duitse actrice, die in de jaren vijftig en zestig als zangeres een tieneridool was.
Froboess groeide op in Berlijn. Pack die Badehose ein was in 1951 haar eerste hit. Het liedje was geschreven door haar vader, de componist en muziekuitgever Gerhard Froboess (1906-1976), voor een zangkoor dat er niets in zag, zodat hij het door zijn achtjarige dochtertje liet zingen. In de jaren tot 1967 had ze vele hits. Veel van haar liedjes werden door haar vader geschreven, deels onder het pseudoniem Erich Langenfeld. Toen de rock-‘n-roll populair werd, stapte ze over naar liedjes in die stijl.
Ze vertegenwoordigde de Bondsrepubliek op het Eurovisiesongfestival 1962. Ze werd zesde met het door Christian Bruhn geschreven Zwei kleine Italiener, onder muzikale begeleiding van het orkest van Horst Wende. Het werd een hit in heel Europa (onder andere een nummer 1-hit in Duitsland) en een eurovisie-evergreen. Ze zong soms ook versies van haar liedjes in andere talen, zoals Frans, Italiaans en Fins. Zo nam ze Twee kleine Italianen, Lady Sunshine en Mister Moon in het Nederlands op.
Conny Froboess werd getypecast als een “Berliner Göre” (West-Berlijns grietje) in succesvolle musicalfilms met Peter Kraus, zoals Wenn die Conny mit dem Peter (1958) en Conny und Peter machen Musik (1960). Ze speelde daarnaast in films met Peter Weck, Rex Gildo, Peter Alexander en Johannes Heesters. In 1967, het jaar waarin zij trouwde met de Oostenrijkse toneelregisseur en theaterdirecteur Hellmuth Matiasek, maakte ze haar laatste plaatopnamen. Ze stopte als liedjeszangeres om zich te concentreren op haar acteercarrière.
Cornelia Froboess werd een gevierde karakteractrice die te zien is in talloze toneelstukken, bioscoop- en televisiefilms, bijvoorbeeld in vier afleveringen van Tatort en zes van Derrick. Van 1972 tot 2001 speelde ze hoofdrollen uit het grote toneelrepertoire bij de Münchner Kammerspiele en daarna tot 2011 bij het Bayerisches Staatsschauspiel (eveneens in München). In 1984 had ze groot succes als ‘Eliza Doolittle’ in de musical My Fair Lady in het Münchener Staatstheater am Gärtnerplatz. In een totaal ander soort rol maakte ze in 2005 indruk als de egocentrische, verbitterde ‘Insa’ bij de wereldpremière van Die eine und die andere van Botho Strauß. Ze werkte met vooraanstaande theatermakers als Thomas Langhoff, Dieter Dorn en George Tabori. Tot haar belangrijke filmrollen behoren ‘Henriette’ in Die Sehnsucht der Veronika Voss van Rainer Werner Fassbinder (1982), ‘Marthe Schwerdlein’ in Dieter Dorns verfilming Faust – Vom Himmel durch die Welt zur Hölle van Goethe’s Faust I (1988) en de moeder van ‘Martin’ in Knockin’ on Heaven’s Door van Thomas Jahn (1997). Ze heeft vele toneel- en filmprijzen gekregen. Sinds 1987 is zij drager van het Bundesverdienstkreuz. Haar acteercarrière, die in 1951 begon met een kinderrol in de misdaadfilm Sündige Grenze, duurt voort.
Cornelia Froboess en Hellmuth Matiasek hebben een dochter en een zoon. Het echtpaar woont in de Beierse Alpen.
Bron: Wikipedia

Het duo Freelance op de voorgrond deze week. Mocht u iets over deze mannen kunnen vertellen dan horen wij dat uiteraard graag.



Roy Kelton Orbison (Vernon, Texas, 23 april 1936 – Nashville, Tennessee, 6 december 1988) was een Amerikaanse country- en rockzanger. Hij staat sinds 1987 in de Rock and Roll Hall of Fame en de Nashville Songwriters Hall of Fame. In 1989 werd hij opgenomen in de Songwriters Hall of Fame. In 2006 kreeg Orbison postuum een ster op de Music City Walk of Fame en in 2010 op de Hollywood Walk of Fame. In 2014 werd Orbison opgenomen in de Musicians Hall of Fame.
Roy Orbison begon zijn carrière in 1956 bij het platenlabel Sun Records dat geleid werd door Sam Phillips en waar ook Elvis Presley, Johnny Cash, Jerry Lee Lewis en Carl Perkins onder contract stonden of hebben gestaan. Met het nummer Ooby Dooby waarvan er zo’n 500.000 stuks werden verkocht en dat tot nummer 56 op de Billboard Top 100 kwam, scoorde hij zijn enige hit voor Sun. In de periode dat hij voor het platenlabel actief was, wist hij al dat zijn hart bij het zingen van ballads lag. Sam Phillips, de eigenaar van Sun Records, wilde echter dat Orbison uptempo songs opnam, dit zeer tegen de zin van Orbison. Toen Orbison een grote hit schreef voor The Everly Brothers (Claudette), zag hij zijn kans schoon en kocht zijn platencontract bij Sun Records af om zodoende ergens anders zijn geluk te kunnen beproeven.
Orbison kwam terecht bij het platenlabel RCA waar Elvis Presley vele hits opnam. Orbison bleef echter niet lang. Na een aantal nummers op plaat te hebben gezet verliet hij in 1959 het label en kwam terecht bij Monument Records dat onder leiding stond van Fred Foster.
Orbisons eerste single, Up Town, was een bescheiden succes en bereikte plaats 72 in de Billboard Top 100. De opvolger werd uitgebracht in 1960 en maakte van Roy Orbison een wereldster. Van Only the Lonely gingen ruim twee miljoen exemplaren over de toonbank en met dit nummer creëerde Orbison iets dat nog nooit eerder in de rock-‘n-roll was gehoord: de dramatische rockballad. Tussen 1960 en 1965 produceerde Orbison klassiekers als Running Scared, Crying, Blue Angel, Falling, Blue Bayou, It’s Over, In Dreams en Oh, pretty woman. Vaak rustig beginnend, bouwde Orbison langzaam naar een climax toe die zowel in de arrangementen als in de stem en teksten van Orbison tot uitdrukking werd gebracht. De stem van Orbison en de composities van zijn songs zouden hem de status van legende bezorgen. Er was echter nog een element dat de muziek van Orbison uniek maakte: hij had ook het talent om liedjes op een totaal vernieuwende manier te schrijven. Het was in de beginjaren zestig de gewoonte om een song volgens een vast patroon te schrijven (A,B,C,B,D,B). Orbison schreef echter bijvoorbeeld in schema’s als A,B,C,D…Z. Er kwam in het hele liedje dus geen enkele herhaling van zinnen voor. Het vroegste voorbeeld hiervan is de song Wedding Day uit 1961, maar In Dreams en Falling uit 1963 zijn de bekendste voorbeelden. Running Scared uit 1961 was een song die ook afweek van wat gewoon was op dit gebied doordat het refrein aan het einde van het lied zat in plaats van in het midden. Toen het contract bij Monument Records in 1965 afliep was Orbison een wereldster met platenverkopen die de 30 miljoen hadden overschreden.
Orbison tekende voor het MGM-label, dat bereid was om hem het tot dan hoogste bedrag ooit (1 miljoen dollar contant) voor een platenartiest te betalen. Verder kreeg hij de kans om in films te acteren. MGM bedong echter dat er per jaar 30 songs en 1 album geproduceerd moesten worden. Daarmee kwam de nadruk te liggen op de kwantiteit in plaats van op de kwaliteit van de songs, dit in tegenstelling tot wat bij Monument Records gebruikelijk was. De eerste single op het MGM-label is de top 20-hit Ride Away. Het zou zijn grootste hit voor MGM zijn. In 1966 haalde hij met Cry Softly Lonely One (top 52) zijn laatste hitnotering in Amerika. In Engeland had hij meer hits, met als hoogste notering Too Soon To Know dat in 1966 de top 3 haalde. Penny Arcade is in 1969 zijn laatste notering in Engeland. Het opkomen van de Beatles en andere Britse bands (The British Invasion) en de daarmee veranderende smaak bij het platenkopend publiek zorgde ervoor dat de aanwezigheid van Orbison in de hitlijsten minder werd. Verder vonden er grote tragedies in zijn privéleven plaats. Zijn vrouw Claudette kwam in 1966 om het leven bij een motorongeluk en twee van zijn drie zoons vonden in 1968 de dood bij een brand in zijn landhuis. De carrière van Orbison kwam in een diep dal terecht. De hits bleven uit en het (grote) publiek leek hem vergeten te zijn. Zijn concerten in Engeland werden nog wel goed bezocht, omdat de fans hem trouw bleven, maar in zijn thuisland Amerika bleek dat volkomen anders. Daar trad hij met regelmaat op voor een klein publiek.
In 1973 werd zijn contract bij MGM ontbonden. Een jaar later tekende hij bij Mercury Records en nam daar het album I’m Still In Love With You op. Niet alleen is dit album onder de artistieke maat vergeleken bij zijn vroegere werk, muzikaal gezien verraste Orbison de luisteraar niet meer met de vocale hoogstandjes die hem zijn bijnaam “The Big O” hebben opgeleverd. In 1977 tekende Orbison opnieuw bij Monument Records en nam het album Regeneration op. Dit album is beter dan het voorgaande, maar kon ook niet de vergelijking doorstaan met zijn vroegere werk. Een tweede album is afgemaakt (nooit uitgebracht) toen Orbison hartklachten kreeg, nadat hij optrad in een show ter nagedachtenis aan Elvis Presley, die kort daarvoor overleed. Hij onderging een hartoperatie en kreeg 3 bypasses.
Kort daarna verliet Orbison Monument Records. In 1979 tekende hij bij Aslyum Records en bracht daar het album Laminar Flow uit. Het album bevatte matige discoachtige liedjes met uitzondering van Poor Baby en Hounddog Man. Ondertussen is er achter de schermen iets op gang gekomen, want Orbison was dan wel niet meer een succesvol platenartiest, zijn werk uit de jaren zestig heeft echter wel zijn sporen nagelaten bij jongere collega’s. Linda Ronstadt nam Blue Bayou op (1977), Don McLean Crying (1980) en Van Halen Oh, pretty woman (1981) en allen scoorden zij daarmee grote hits. Zelf scoorde Orbison samen met Emmylou Harris in 1980 eindelijk weer een hit met That Loving You Feeling Again. Het leverde hem zijn eerste Grammy Award op.
Vanaf die tijd begon Orbison aan een comeback te werken en kwam hij meer en meer in de spotlights te staan. Zo stond hij in het begin van de jaren tachtig in het voorprogramma van de Eagles en liet zich daardoor aan een groter en jonger publiek zien. In 1983 verscheen hij op televisie door een concert te geven getiteld Roy Orbison live in Austin City Limits Texas. In 1985 trad hij op bij Farm Aid en bracht hij een nieuwe single uit, Wild Hearts. Het is een ballad die een ouderwets goede Orbison laat horen. Het grote publiek merkte deze song echter niet op. Ook maakte hij dat jaar een album met zijn oude Sunmaatjes Jerry Lee Lewis, Carl Perkins en Johnny Cash. Het album heette The Class of ’55. In 1986 werd het nummer In Dreams gebruikt in de cultfilm Blue Velvet, geregisseerd door David Lynch. Hierdoor kwam Orbison onder de aandacht van een jong publiek. Velen wilden weten wie de zanger van In Dreams is en ontdekten daardoor de muziek die Orbison tot dan gemaakt had. In 1987 nam Orbison samen met k.d. lang Crying opnieuw op als een duet. Het nummer werd in Amerika een hit en het leverde hem opnieuw een Grammy Award op. In hetzelfde jaar werd hij opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame dat een jaar eerder in het leven was geroepen. Daarmee werd de status van Roy Orbison als belangrijke pionier en vernieuwer van de rock-‘n-roll officieel bevestigd en erkend door de muziekindustrie. In datzelfde jaar nam hij een televisiespecial op waarvan de zwart-wit video Roy Orbison and Friends, A Black and White Night uitkwam. In deze show bracht Orbison al zijn grote hits, inclusief twee nummers van zijn dan nog nieuw uit te komen album, ten gehore. Hij werd omringd door gastmuzikanten als Bruce Springsteen, Elvis Costello, Bonnie Raitt, Tom Waits, Jennifer Warnes, k.d. lang, Jackson Browne, J.D. Souther en James Burton (ex-gitarist van Elvis Presley). De laatste twee genoemden zijn in duet in de clip. Orbison kwam eindelijk terug aan de top en maakte dat nog eens duidelijk door in 1988 deel uit te maken van de supergroep The Traveling Wilburys, waarvan ook Bob Dylan, George Harrison, Jeff Lynne en Tom Petty deel uitmaakten. Het debuutalbum heette Traveling Wilburys Vol. 1, waarvan wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht werden. Orbison stierf op 6 december 1988 plotseling als gevolg van een hartstilstand bij zijn moeder thuis in Hendersonville, een voorstadje van Nashville. Orbison was in voorbereiding op een wereldtournee. Zijn stoffelijk overschot werd begraven in een anoniem graf op de Westwood Village Memorial Park Cemetery in Los Angeles.
Zijn nieuwe album werd in januari 1989 postuum uitgebracht onder het Virginlabel. De single You Got It werd een wereldwijde hit. De enige keer dat Orbison You Got It voor een publiek zong was drie weken voor zijn dood op het Diamond Awards Festival in het Sportpaleis in Antwerpen, waar hij een Diamond Award kreeg, omdat hij 25 jaar tot de “top of the bill” behoorde. De opnames van dat optreden werden gebruikt voor de videoclip van You Got It. De tweede single, She’s a mystery to me werd ook een hit. Dit nummer werd voor Orbison geschreven door Bono en Edge van U2. In 1992, vier jaar na zijn dood, werd het nummer I Drove All Night een hit in Engeland en bereikte daar de 7e plaats. De opvolger Crying (duet met k.d. lang) haalde in datzelfde jaar de 13e positie. Roy Orbison was, in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten, helemaal terug aan de top toen hij stierf en keek vooruit naar nieuwe dingen en niet terug op oude vergane glorie. Vandaag de dag wordt hij door velen in de muziek business erkend als een van de grootste artiesten die de rock-‘n-roll heeft voortgebracht. Zijn platen blijven goed verkopen en zijn in aantal de 100 miljoen ruim gepasseerd. Hij is voorbeeld en inspiratie voor vele artiesten en dat voor iemand tegen wie producer Jack Clement (Sun Records) ooit zei; “Roy, you’re never gonna make it as a ballad singer“.
Bron: Wikipedia

The Walkers was een Nederlandse muziekgroep uit Maastricht. De genres, bezetting en zelfs de bandnaam veranderden door de jaren heen.
De groep ontstond in 1963 uit de Mosam Skiffle Group. Door de combinatie van popmuziek en skiffle, voorzien van zang van Jean Innemee, had de groep een geheel eigen geluid. Het nummer There’s No More Corn on the Brasos bereikte hoge plaatsen op hitlijsten over de hele wereld. Met de komst van René Innemee in 1973 veranderde de stijl van de band in de richting country. De groep bleef echter succesvol. The Walkers kwam op voorspraak van geluidstechnicus en producer Fred Limpens bij Telstar terecht. Het zou de eerste band zijn die Engelstalige muziek opnam in het muziekhuis van Johnny Hoes.
Muzikanten van The Walkers wonnen in 1977 samen met die van The Classics en Rainbow het eerste Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer. Het winnende liedje Vaan Eysde tot de Mookerhei is sindsdien een carnavalshit gebleven.
In 1980 wijzigde The Walkers de bandnaam in The Press. The Press bestond uit René Innemee, Michel en Walter Nita, John Coenen, Floor Minnaert (toetsen, fluit, saxofoon) en Willy Bronzwaer (drums). De eerste single van The Press, I’m gonna shoot the D.J., werd meteen een hit. In een gewijzigde bezetting ging de band als The Press verder. In 1984 richtten enkele leden de groep Pepperbox op, namen twee singles op onder de naam Dance Dance en hanteerden na korte tijd toch weer de naam The Walkers, ditmaal tot 1989.
Onderstaande personen hebben in The Walkers gespeeld met de jaartallen wanneer begonnen en gestopt
| Walkers, The | Maastricht | Maddy | Bleize | Accordeon / Drum / Zang | 1963 | 1977 |
| Walkers, The | Maastricht | Math | Vrijens | Gitaar / Zang | 1963 | 1967 |
| Walkers, The | Maastricht | Fred | Limpens | Gitaar / Trompet / Zang | 1963 | 1967 |
| Walkers, The | Maastricht | Pie | Limpens | Sax | 1963 | 1967 |
| Walkers, The | Maastricht | Jean | Innemee | Bas / Mondharmonica / Zang | 1963 | 1975 |
| Walkers, The | Maastricht | Leo | Steinbusch | Gitaar / Zang | 1967 | 1989 |
| Walkers, The | Maastricht | Hammy | Lipsch | Sax | 1967 | 1968 |
| Walkers, The | Maastricht | Adrie | Coenen | Gitaar / Zang | 1967 | 1972 |
| Walkers, The | Maastricht | Conny | Peters | Sax | 1968 | 1978 |
| Walkers, The | Maastricht | René | Innemee | Gitaar Zang | 1972 | 1989 |
| Walkers, The | Maastricht | John | Coenen | Bas / Zang | 1975 | 1989 |
| Walkers, The | Maastricht | Michel | Nita | Multi instrumentalist | 1976 | 1989 |
| Walkers, The | Maastricht | Jan | Franssen | Drum | 1977 | 1979 |
| Walkers, The | Maastricht | Floor | Minnaert | Sax | 1978 | 1989 |
Bron: (Gedeeltelijk)Wikipedia